Herenweg 5
De Hartekamp (hoofdgebouw)
Oorspronkelijke functie | |
Landhuis | |
Huidige functie | |
Kantoor | |
Bouwjaar | |
Omstreeks 1693, 1902 (verbouwing), circa 1920-1930 (verbouwing) | |
Architect | |
Deels onbekend, J.A.G. van de Steur (verbouwing hoofdhuis, 1902), H.C. Berchtenbreiter (verbouwing hoofdhuis, ca. 1920-1925) | |
Status | |
Rijksmonument 515576 |
Introductie
Het complex van de historische buitenplaats De Hartekamp is gelegen aan beide zijden van de Herenweg. Langs het oudste terrein, waarop zich het huis bevindt, ligt aan de zuidzijde nog de oorspronkelijke grenssloot, vanaf de Herenweg tot aan de Leidsevaart. Aan de westzijde bepaalt de Leidsevaart grotendeels de grens. Aan de noordzijde liggen Huis te Manpad en het afgesplitste Haag en Duin. De Binnenweg bepaalt de grens aan de oostzijde. De Overtuin heeft aan de zuidzijde nog de oorspronkelijke grenssloten.
Op de plek van de latere buitenplaats lag in de 16de eeuw een boerenhofstede met de naam Thorenvliet, die in bezit was van de Haarlemse familie Van Berkenrode. Van 1662 tot 1666 was de Amsterdamse koopman Hendrik Zeegersz van de Camp eigenaar. Hij veranderde de naam in Hartencamp, volgens overlevering een verwijzing naar de herten die er leefden en naar zijn eigen achternaam (Camp). Camp breidde zijn bezit uit door grond van Adriaan Pauw te kopen. Stiefzoon Gilles erfde de boerderij en het land, maar kon de schulden niet aflossen en verkocht het bezit daarom in 1680 aan zijn zwager, de dichter Jacobus Heiblocq, die tot 1687 eigenaar was.
Geschiedenis
De geschiedenis van De Hartekamp als buitenplaats begint in 1693. In dat jaar werd Johan Hinlopen, die zijn fortuin had verdiend als postmeester van het Antwerps Postcomptoir, eigenaar. De Leidsevaart, een belangrijke schakel in die postroute, begrensde de achterzijde van het complex. Hinlopen gaf opdracht voor de bouw van een nieuw huis en de aanleg van een tuin. In 1709 kwam De Hartekamp in het bezit van de Engelse bankier George Clifford sr. Deze breidde zijn bezit uit met een stuk grond ten oosten van de Herenweg, tot aan de Binnenweg. Op een hoge duintop liet hij een speelhuis bouwen, in het verlengde van de hoofdas van De Hartekamp. Tot in de jaren zeventig van de vorige eeuw heeft hier nog een huisje gestaan (dat thans in moderne vorm is teruggekeerd).
Cliffords zoon George jr., die in 1727 eigenaar werd, maakte De Hartekamp tot een van de belangrijkste tuinen van Europa in die tijd. Hij was een tuin- en plantenliefhebber en wist Carolus Linnaeus van 1735-1738 naar De Hartekamp te halen. Linnaeus breidde de botanische collectie uit en publiceerde in die tijd zijn Hortus Cliffortianus. Clifford jr. vergrootte het gebied van de overtuin met onder andere moestuinen, een amfitheater en een Parnassusberg te midden van een doolhof. Ook het park om het huis werd gemoderniseerd. Het voorplein werd deels vernieuwd, de grote plantvakken werden opnieuw ingericht en er werd ook hier een doolhof aangelegd. Het ontwerp is bekend van een door Springer gemaakte kopie. Naar wordt aangenomen, was Clifford zelf de ontwerper.
Vrij snel na het vertrek van Linnaeus begonnen de tuinen al achteruit te gaan. Tussen 1788 en 1815 wisselde De Hartekamp vijfmaal van eigenaar. J.C. Meijer, eigenaar van 1803 tot 1809, schakelde J.D. Zocher sr. in voor een wijziging in landschappelijke stijl. Tegelijkertijd verkocht jij delen van het terrein. In 1815 werd Matheus Brants eigenaar. De Hartekamp bleef tot 1901 in het bezit van de familie Brants, later Verschuer-Brants. Matheus Brants vergrootte de bezittingen door de aankoop van weilanden tussen De Hartekamp en het Huis te Manpad. Op dit nieuwe grondgebied werd door J.D. Zocher jr. een aanleg verzorgd. Ook vergrootte hij het terrein van de overtuin.
Na het overlijden van het echtpaar Verschuer-Brants werden de bezittingen geveild. Voor korte tijd was de Binnenlandse Exploitatie Maatschappij eigenaar. Zij liet de overtuin verkavelen. Hierop werden aan de noordzijde de landhuizen Eikenrode en Haag en Duin gebouwd. Het resterende, zuidelijke deel van de Overtuin is tegenwoordig in gebruik als openbaar wandelpark. Op het grondgebied ten zuiden hiervan, dat oorspronkelijk ook tot De Hartekamp behoorde, ligt de speeltuin Linnaeushof.
In 1902 kocht W. de Ridder het huis met een deel van de gronden. Hij liet het huis vergroten door aan de zijgevels uitbouwen te plaatsen naar ontwerp van de architect J.A.G. van de Steur. L. Springer ontwierp een oprit bij de nieuwe vleugels. In 1909 werd door H.A.C. Poortman de witte betonnen pergola bij de oranjerie gebouwd. Ook ontwierp hij de tuin daarvoor en links naast het huis een inmiddels verdwenen rosarium, in aansluiting bij het vanuit Amsterdam overgebrachte 18de-eeuwse tuinhuis. Het huis werd nogmaals vergroot gedurende de laatste periode van particuliere bewoning (1921-1952) door mevrouw Catalina von Pannwitz-Roth. De verbouwing en uitbreiding, nodig om plaats te bieden aan haar kunstcollectie, werd ontworpen door architect H.C. Berchtenbreiter.
In 1952 werd het huis met de grond verkocht aan de Vereniging der Broeders Penitenten, die er een inrichting voor zwakzinnige jongens vestigden. Aanvankelijk werden deze jongens ondergebracht in het hoofdgebouw, later in paviljoens. De buitenplaats biedt nog steeds huisvesting voor verstandelijk gehandicapten. Ten behoeve hiervan zijn in het park talrijke voorzieningen voor wonen en recreatie verrezen.
Bouwkundige beschrijving
Op een laat 17de-eeuwse kaart van De Hartekamp is ook de plattegrond van het huis afgebeeld. Het is rechthoekig en heeft een symmetrische opzet met een terugliggende centrale hal en een uitgebouwde koepel aan de achterzijde. In 1902 en enkele decennia later is het huis vergroot, maar de kern is nog steeds het pand uit 1693. Deze hoofdmassa bestaat uit een kelder, twee bouwlagen en een met pannen gedekt schilddak. De voorgevel is zeven traveeën breed en wordt geleed door het iets terugliggende middendeel van drie traveeën, met een geaccentueerde ingangstravee waarvoor een stoep en een bordes zijn aangebracht. De beide vooruitspringende hoekpartijen zijn twee traveeën breed. Op de hoeken zijn geblokte lisenen aangebracht. Boven de kroonlijst is in de tweede helft van de 19de eeuw een houten attiek toegevoegd. De middelste dakkapel heeft sinds de 18de eeuw een torenachtige opbouw, waarin een klok is opgenomen. De achtergevel is vlak, met in het midden de driezijdig uitgebouwde koepel, die sinds de verbouwing van circa 1920-1925 een tweede bouwlaag heeft. Tot de oorspronkelijke opzet behoren ook de aan de korte zijgevels uitgebouwde trappenhuizen. Op de begane grond zijn deze opgenomen in de door Van der Steur gemaakte zijvleugels.
Aan de voorzijde zijn voorts de uitbreidingen uit circa 1920-1925 van Berchtenbreiter prominent aanwezig. Deze naar voren uitstekende, paviljoenachtige bouwdelen zijn slechts één bouwlaag hoog en hebben een plat dak met balustrade. De middelste travee van drie is telkens uitgevoerd als rondboogvormige nis, met daarin een vroeg 20ste-eeuws beeld. Het beeld voor de rechteruitbouw stelt de godin Diana met een hert voor (een verwijzing naar de naam Hartekamp), links is de godin Flora afgebeeld. Alle vensters zijn in de eerste helft van de 19de eeuw vervangen door empirevensters. De vensters in de nieuwere vleugels zijn hierop aangepast. Het oorspronkelijke huis en later toegevoegde vleugels zijn gepleisterd, waarbij het motief van de geblokte hoeklisenen overal is toegepast.
Hoewel het huis is in gebruik is als kantoor, is de ruimtelijke indeling in grote lijnen bewaard gebleven, met als centraal punt de achtzijdige centrale hal over beide bouwlagen, bekroond door een lichtkoepel waarin een uurwerk is opgenomen. Door het nieuwe gebruik is in de loop van de tijd veel van de interieurafwerking verloren gegaan, maar door het gehele huis zijn nog wand- en plafondafwerkingen aanwezig, evenals schouwen en kastenwanden.
Rijksmonument
Het hoofdgebouw op buitenplaats De Hartekamp is van cultuur- en architectuurhistorisch belang vanwege de hoge ouderdom, de architectonische vormgeving, vanwege de redelijk gaaf bewaarde ruimtelijke indeling en aankleding van het interieur, vanwege zijn beeldbepalende ligging en vanwege de functioneel-ruimtelijke relatie met de andere onderdelen van de buitenplaats.