Als wij ons niet vergissen, zijn er legio Amerikanen die menen, dat wij allen bollenkwekers zijn in Volendams kostuum. Voor de vreemdeling is de tulp zo langzamerhand het symbool van Nederland geworden. Dit beeld van ons vaderland is wel vals en vertekend, maar niettemin is het een feit, dat Nederland in het buitenland, vooral bekend is als het land van de bollenvelden. Ook al nemen de bloembollen onder de exportartikelen niet de allereerste plaats in, zij trekken ongetwijfeld zeer de aandacht en hebben een grote propagandistische waarde. In 1952 werden onze bloembollen naar honderdvijftien landen uitgevoerd voor een totaalbedrag van honderdvierenzeventig miljoen gulden. Dit cijfer is indrukwekkend, vooral als men bedenkt, dat de tulpen, hyacinten en andere bolgewassen niet van inheemse oorsprong zijn, maar uit Turkije, Klein-Azië en het Middellandse Zeegebied hier zijn geïmporteerd. De naam, die Nederland zich op dit gebied verworven heeft, is het resultaat van harde arbeid en grote vakbekwaamheid. Het is dan ook alleszins begrijpelijk, dat de samenwerkende organisaties van kwekers en handelaren zo nu en dan in het openbaar willen laten zien, wat zij presteren. Zij doen dit door middel van bloemententoonstellingen.

De huidige Flora is de vierde in de reeks. In 1910, 1925 en 1935 hebben soortgelijke exposities plaats gehad. Flora 1953 is echter veel uitgebreider dan haar voorgangers en wellicht de grootste bloemententoonstelling, die ooit is georganiseerd. Op een terrein van vijfentwintig hectare zijn ruim een half miljoen bloembollen geplant. Zeshonderd verschillende soorten voorjaarsbloemen zijn er in de volle grond te bewonderen. Alles wat in het voorjaar bloeit is op de Flora vertegenwoordigd, van het kleinste rotsplantje tot de grootste tulp. In dit opzicht is de tentoonstelling uitermate leerzaam voor eenieder, die een tuin heeft, al is het maar een stadstuintje. Men kan er vijf model-voorjaarstuintjes bewonderen, die elk ongeveer honderd vierkante meter groot zijn.

De bloemenpracht, welke men op de Flora ziet, is, op bescheidener schaal natuurlijk, voor iedereen te bereiken, als men zich maar aan de voorschriften houdt en de bollen in het najaar plant. In dit verband is het interessant te weten, dat men op 12 November 1952 kant en klaar was met het planten van de bloembollen op de Flora. Maar niet alleen de bloembollencultuur is hier aan het woord al heeft zij misschien het leeuwenaandeel van de tentoonstelling, de Flora omvat de gehele Nederlandse sierteelt. Naast de miljoenen bollen in de grond ziet men in de kassen de producten van Aalsmeer, Boskoop en andere tuinbouwcentra; anjers, rozen, azalea’s, orchideeën, bloeiende heesters enzovoort. Voor deze planten, die nu nog niet in de volle grond kunnen bloeien, is een speciaal bloemenpaleis gebouwd van vijfentachtig bij tweeëntwintig meter.

De Flora is een officiële vaktentoonstelling. De inzendingen, zowel in de volle grond als in de kassen worden beoordeeld door een internationale jury, waarin vooraanstaande deskundigen uit alle delen van de wereld zitting hebben. De uitspraken van deze jury zijn voor alle kwekers en handelaren van belang, omdat zij aantonen, welke maatstaven het buitenland aanlegt betreffende de soort; de groei, de bloei en de kleur: de wensen en opvattingen dienaangaande zijn in elk land anders. Een belangrijk element bij een tentoonstelling als deze is de aanleg van het park. In dit opzicht is Flora 1953 een kind van haar tijd. Een vergelijking met die van 1935 is zeer interessant, vooral daar de architect van beide Flora’s dezelfde is, namelijk de heer H.J. Voors. In 1935 was de lijn van de paden en perken recht en strak. De lijnen hadden iets doelbewusts, iets van zelfverzekerdheid. Die van de huidige parkaanleg zijn gebogen en meer elegant. De gazons en de bedden hebben vormen gekregen, die men ook wel op surrealistische schilderijen terugvindt, vreemde, bevallige vormen.

Tussen de gazons lopen vele paden, waardoor de bezoekers alle inzendingen gemakkelijk van nabij kunnen beschouwen. Aan de bloemententoonstelling heeft men nog enkele zogenaamde attracties toegevoegd. Er is een regeringspaviljoen, waarin men kan zien, hoe er met de bollen geëxperimenteerd wordt en hoe men ze op allerlei ziektekiemen onderzoekt om nieuwe soorten te kweken en gezonde bollen aan de markt te brengen. Er is een kleine veiling, waar men op een veilingklok zoals die in Aalsmeer gebruikt wordt een bos tulpen kan kopen. Er is een Huis van Heden en een Huis van de Toekomst enz.

Wij willen u geen beschrijving geven van de bloemenpracht, welke men op Flora 1953 kan aanschouwen. Deze expositie draagt namelijk een zeer wisselend karakter. Iedere dag is er weer iets anders te zien. Iedere dag sterven er bloemen af en bloeien andere open. Bovendien herbergt het bloemenpaleis om de tien dagen een geheel nieuwe expositie. Zo zal men nauwelijks kunnen zeggen, dat men de Flora gezien heeft, als men er een keer een bezoek heeft gebracht.

Flora 1953 is een indrukwekkende tentoonstelling geworden met een overvloed van bloemen, zoals men nog nimmer heeft gezien. Deze overvloed is de basis van de welvaart, die heerst van Leiden tot diep in Noord-Holland.