Geschiedenis van Bennebroek
Ontstaan in de middeleeuwen
Het gebied binnen de huidige grenzen van Bennebroek bestond in de middeleeuwen voornamelijk uit ongerepte duinen en uit een drassig veengebied ten oosten van de Binnenweg. Bennebroek is hoogstwaarschijnlijk genoemd naar een stukje van dit drassige veen (=broek), dat in het bezit was een zekere heer Benne of Benno. In de middeleeuwen werd in dit gebied turf gewonnen om de huizen in de steden – waaronder Haarlem – warm te stoken. Hierdoor ontstonden er zandwegen op de overgang van het duin naar het veen, zoals de Binnenweg. Langs deze wegen kwamen enkele buurtschappen tot stand, waaronder de Glip en Bennebroek. Aan het einde van de middeleeuwen verdienden de meeste Bennebroekers de kost met veeteelt en transport. In het begin van de 16de eeuw ontstonden er aan de oostzijde van de Binnenweg blekerijen. Het aantal inwoners bedroeg in die periode 50 à 60.
Los van Heemstede
Bennebroek behoorde tot in de 17de eeuw tot de ambachtsheerlijkheid Heemstede, waar in 1620 Adriaan Pauw ambachtsheer werd. In 1622 werd de Roohellerzandvaart in gebruik genomen, waarna het afgraven van het duin nabij de Bennebroekerbrug begon. Het zand werd in schepen over het Haarlemmermeer naar onder meer Amsterdam vervoerd om de stad te kunnen uitbreiden. Tijdens zijn bewind heeft Pauw de ambachtsheerlijkheid Bennebroek eerst toegezegd aan zijn oudste zoon, maar later aan zijn jongste zoon Adriaan jr., die in 1653 de eerste ambachtsheer van Bennebroek werd. Hiermee werd Bennebroek zelfstandig.
Het eerste dat Adriaan Pauw jr. deed was het benoemen van de schout en schepenen die verantwoordelijk waren voor het dagelijkse bestuur in Bennebroek. Ze vergaderden regelmatig in de uitspanning/herberg ‘de Swarte Hondt’.
Tegenover deze uitspanning – op de hoek van de Meerweg en de Schoollaan – liet Adriaan Pauw in 1654 een groot huis voor zichzelf bouwen dat later bekend werd onder de naam De Pastorie. Hij heeft daar maar kort gewoond, want in 1657 kocht hij de hofstede Duinwijck, het latere Huis te Bennebroek, dat vanaf die datum de woning werd van alle ambachtsheren en -vrouwen van Bennebroek.
De hervormde kerk
Een ambachtsheerlijkheid zonder kerk kon Adriaan Pauw jr. zich niet voorstellen en hij liet daarom een ontwerp voor een kerk maken. Dit tegen de zin in van zijn broer Gerard die bang was voor teruglopende inkomsten voor de kerk in Heemstede, want de kerkgangers van Bennebroek en van de Glip zouden voortaan naar de kerk in Bennebroek kunnen gaan. Na veel touwtrekken werd afgesproken dat een deel van het collectegeld uit Bennebroek naar Heemstede zou gaan en dat de kerkgangers uit Heemstede niet toegelaten zouden worden tot de Bennebroekse kerk. Uiteindelijk is de Nederlands Hervormde kerk in 1680 gebouwd. De Bennebroekers dachten de financiële regeling met de Heemstedenaren te omzeilen door buiten de kerk een geldbus op te hangen voor het onderhoud van hun kerk. Dit werd echter door Heemstede ontdekt en de bus moest worden verwijderd. Pas in 1807 is aan de regeling een einde gekomen door het betalen van een afkoopsom ter waarde van 3000 gulden door Bennebroek aan Heemstede.
De eeuwen daarna
In de 17de eeuw verrezen op de Reek de eerste huizen, die voornamelijk werden bewoond door ambachtslieden, schippers en mensen die op de blekerijen werkten.
In het begin van de 18de eeuw werd een aantal prachtige buitenhuizen en hofsteden gebouwd, zoals Middendorp, het huis te Bennebroek en Huis te Bijweg. Deze ontwikkeling zorgde voor werk voor de Bennebroekers, want voor het onderhoud van deze huizen en tuinen was veel personeel nodig.
In 1761 werd de ambachtsheerlijkheid Bennebroek verkocht aan de Amsterdamse koopman Johannes Nutges en zo trad het tijdperk Nutges-Willink in, dat tot 1950 geduurd heeft. Met de aanname van de nieuwe grondwet in 1848 werden alle rechten en bevoegdheden van de ambachtsheer overgedragen aan de gemeente. Bennebroek werd vanaf die datum bestuurd door een burgemeester, wethouders en een gemeenteraad die bepaalden wat in er in het dorp gebeurde. De ambachtsheer in Bennebroek behield wel veel macht omdat hij bijna alle gronden bezat, inclusief de meeste wegen en vaarten. Zo brak er een tijd aan van vele disputen tussen de gemeente en de ambachtsheer waarin ieder zijn weg moest vinden. Van 1853 tot 1891 voerde de burgemeester van Heemstede tevens het burgemeesterschap van Bennebroek vanwege het geringe aantal inwoners in het dorp. Bennebroek telde in die tijd slechts zo’n 465 inwoners.
In de loop van de 19de eeuw stopten steeds meer blekerijen met hun activiteiten. De bollenteelt kwam daarvoor in de plaats. De voormalige bleekvelden waren daar namelijk uitstekend geschikt voor. Aan het einde van de eeuw was er in Bennebroek geen blekerij meer te vinden.
In de 19de eeuw werd de infrastructuur sterk verbeterd: de Herenweg werd bestraat, er kwam een treinstation bij Vogelenzang en er werd een spoor door het dorp aangelegd voor de stoomtram tussen Haarlem en Leiden. Hierdoor werd Bennebroek aantrekkelijk voor veel renteniers en forenzen. Langs de Bennebroekerlaan en de Herenweg verrezen dan ook steeds meer herenhuizen en chique villa’s. Het dorp veranderde in een forenzengemeente, een ontwikkeling die zich tot diep in de 20ste eeuw voortzette.
De rooms-katholieke enclave
In 1886 richtte de protestantse dominee Gunning met medewerking van een aantal prominenten van protestantse huize uit het dorp een christelijke bewaar-, naai en breischool op. De school was bedoeld voor kinderen van alle gezindten. Pastoor Scheiberling uit Vogelenzang, waar de katholieke Bennebroekers kerkten, vond dit onjuist en streefde naar een katholieke school in Bennebroek. Hij vond de ‘Dames du Sacré-Coeur’ uit Frankrijk bereid een pensionaat op te richten waaraan ook een school verbonden was. Het was echter niet eenvoudig een stuk grond te vinden, omdat de protestantse ambachtsvrouwe die de meeste gronden in Bennebroek in eigendom had niet wilde meewerken. Uiteindelijk werd in het geheim een stuk grond gekocht van de katholieke eigenaar van bloemisterij ‘Duinlust’, die buiten de oude kern van Bennebroek lag. Zo ontstond een katholieke enclave even buiten het dorp. In de jaren 1895 en 1896 werden de hulpkerk, het klooster, de bewaarschool, de lagere school en een brei-, handwerk- en naaischool door de katholieken in gebruik genomen. De hulpkerk bleek al snel te klein en was slecht gebouwd. Rond de eeuwwisseling kreeg rector Abels de opdracht van de bisschop en het kerkbestuur de hulpkerk te vervangen door de huidige Jozefkerk.
De 20ste en 21ste eeuw
In het begin van de 20ste eeuw stelde Bennebroek nog steeds niet veel voor. De woningen waren geconcentreerd rond de historische kern van Bennebroek nabij de Roohellerbrug. De Reek was volgebouwd en er stond een aantal huizen aan de Bennebroekerlaan, de Rijksstraatweg en het begin van de Schoollaan. Verder bestond Bennebroek uit bollenvelden, onontgonnen duinen en de Bennebroeker Polder. Deze polder was een fraai, ongerept weide- en bosgebied, bestaande uit langwerpige kavels, omgeven door heldere slootjes waarin kikkers, salamanders en stekelbaarsjes zwommen. Het waterpeil werd in stand gehouden door een windmolen die aan het einde van de Meerweg stond.
Sinds 1899 was ‘freule’ Johanna G.M. Willink, gehuwd met Jacob H. Willink, de ambachtsvrouw van Bennebroek en na haar overlijden in 1928 werd zij opgevolgd door haar dochter A.L. (Arnoldine) Willink. Beide vrouwen waren sterk betrokken bij de inwoners van Bennebroek. Dit lieten ze blijken door het stichten van de Willinkschool, het schenken van grond ten behoeve van sociale woningbouw en door financiële bijdragen aan onder meer de plaatselijke fanfare ‘Kunst na Arbeid’. In 1950 kwam er definitief een einde aan de ambachtsheerlijkheid van Bennebroek toen Arnoldine als de laatste van het geslacht Willink overleed.
Na de Tweede Wereldoorlog kreeg het dorp met grote veranderingen te maken toen er op de voormalige bollenvelden en in de Bennebroeker Polder woonwijken gebouwd werden. Hierdoor groeide het aantal inwoners in de 20ste eeuw van 1000 tot bijna 6000 en nu is bijna het hele grondgebied van Bennebroek bebouwd met woningen.
Aan het einde van de 20ste eeuw werden steeds meer wetten aangenomen en het gemeentebestuur kreeg daardoor zwaardere taken uit te voeren. Gemeenten gingen fusies aan om de toebedeelde taken goed uit te kunnen voeren en om de financiën op orde te kunnen houden.
Bennebroek onderzocht de mogelijkheden om te fuseren met de gemeente Heemstede of Bloemendaal. Tijdens de besprekingen met Heemstede werd duidelijk dat Bennebroek volledig zou opgaan in Heemstede. Maar Bloemendaal zag wel iets in Bennebroek als vijfde kern naast de al vier bestaande kernen Bloemendaal, Overveen, Aerdenhout en Vogelenzang. Deze benadering is doorslaggevend geweest voor het besluit van de gemeenteraad om met Bloemendaal verder te gaan als vijfde kern. Op 1 januari 2009 werden de borden ‘Bennebroek’ vervangen door nieuwe borden met de toegevoegde tekst ‘gem. Bloemendaal’.