Glipper-Dreef 199
Mariënheuvel (tuin en park)
Oorspronkelijke functie | |
Tuin en park | |
Huidige functie | |
Tuin en park | |
Bouwjaar | |
Vóór 1635, circa 1730, 1794, 1907 | |
Architect | |
D. Marot (circa 1730), J.D. Zocher sr. (1794), L.A. Springer (1907) | |
Status | |
Rijksmonument 522625 (aanleg), 529181 (pomphuis), 529182 (oostelijke tuinmuur), 529183 (westelijke tuinmuur) |
Introductie
De aanleg van Meer en Berg bestaat uit twee delen; het oude deel, dat tegenwoordig is opgenomen in park Groenendaal, en het nieuwe deel bij Mariënheuvel. De nieuwe aanleg van Springer bij Mariënheuvel heeft oorspronkelijk een verband gehad met het overige deel, maar door de afsplitsing is op enkele plaatsen een sterke afscheiding ontstaan.
Van de oudste 17de-eeuwse aanleg zijn geen sporen teruggevonden. Daardoor is de aanleg van Marot en Zocher bij het oude huis Meer en Berg het vroegste herkenbare deel. Marots plan uit circa 1729 vormt de basis van de tuinaanleg, waarop ook Zocher zijn ontwerp heeft geënt. Deze aanleg bestaat uit een betrekkelijk smalle rechthoek met een oost-west gelegen middenas vanuit het toegangshek. Van de oorspronkelijke waterpartijen resteren alleen de nu droge kom voor de ruïne van het pomphuis en de tot landschappelijke vijver vergraven formele vijver. Van de beide heuveltjes ten westen van de vijver wordt aangenomen dat ook deze door Marot zijn ontworpen en door Zocher zijn aangepast tot meer natuurlijke vormen.
Park
Vrijwel meteen na de aanleg in 1730 is de tuin vergroot. De centrale as werd geheel naar het westen doorgetrokken tot aan de Herenweg. Aansluitend op het eerste deel van de tuin werd het ‘Nieuwe Bos’ aangelegd. Hiervan is het noordelijke vak, oorspronkelijk een sterrenbos, nog aanwezig. Een derde fase in de 18de-eeuwse aanleg betreft een tuinaanleg in het zuidwestelijke deel aan de Herenweg. Enkele elementen lijken overeen te komen met de kaart van deze tuin uit circa 1731, zoals de huidige Konijnenberg, die mogelijk de ‘Barnassusberg’ (Parnassusberg) van de kaart zou kunnen zijn.
Het ontwerp dat Zocher in 1794 maakte, heeft alleen betrekking op het oostelijke deel, waarvoor ook Marot zijn tekening maakte. Ook van Zochers ontwerp is niet alles bewaard. Nog te zien zijn de slingerende, met linden en beuken beplante laan aan de zuidzijde, een slingerende beukenlaan ten noordoosten van de vijver en de vijver met het eilandje. Daarnaast zijn er de linden uit de tijd van Marot, die Zocher bewust in zijn ontwerp heeft opgenomen.
De aanleg van Springer bevindt zich bij het nieuwe Meer en Berg (Mariënheuvel). Voor de oprijlaan tot het nieuwe Meer en Berg is gebruikgemaakt van de slingerende laan die door Zocher ten zuiden van het weiland was aangelegd. In de directe omgeving van het huis, aan de voorzijde en de zijkanten, zijn veel kastanjes aangeplant. Samen met andere bomen en struiken geeft dit deel een besloten indruk. Aan de achterzijde ligt een onregelmatig gevormd parkgazon, omgeven door een bosaanplant. In deze omzoming zijn twee zichtassen uitgespaard naar het zuiden en het zuidwesten. Voorts is er een rondgaande wandeling door de bosrand. De vijver in het zuidoostelijke deel is een vergraving van een oudere rechte waterloop. In 1959 werd deze vergroot. Oorspronkelijk liep het terrein aan de zuidoostzijde door tot aan de Glipper Dreef. Hiervan is een flinke strook afgenomen ten behoeve van woningbouw. In de resterende oostelijke hoek zijn nieuwe gebouwen verrezen voor een bijbehorend verpleegtehuis.
Twee niet opgeloste kwesties op Meer en Berg betreffen de vondsten van uitheemse steensoorten en schelpen op het eilandje in de grote vijver. Hieruit is wel geconcludeerd dat er een schelpengrot heeft bestaan. Daarnaast lijkt het zo te zijn dat één van de eigenaren, Jacob Abraham van Lennep, overleden in 1828, op de buitenplaats begraven is. De vondst van een grafsteen wijst hierop, maar de plaats van het graf is niet bekend.
Pomphuis
Het in 1730 of even daarna gebouwde pomphuis voorzag de vijf fonteinen in de Marot-aanleg van waterdruk. Wat resteert is een rechthoekig bouwdeel van één hoge bouwlaag met een zadeldak tussen topgevels, met enige gewijzigde venster- en deuropeningen. Ten westen hiervan bevindt zich een hoekpunt van een zware muurpartij. In het metselwerk zijn veel bouwsporen zichtbaar.
Ten oosten van de ruïne van het pomphuis ligt een 18de-eeuwse tuinmuur. Deze muur heeft een zigzagverloop vanaf de Glipper Dreef naar achteren toe. De muur omsloot een tuinaanleg ten zuidoosten ervan. Oorspronkelijk zal de westmuur geheel uit een slingermuur hebben bestaan, maar hiervan resteren nu nog drie compartimenten. Voor het overige deel is de muur aan deze zijde rechtgetrokken. Het metselwerk wordt geleed door muurdammen en hier en daar wordt nog een natuurstenen afdekking aangetroffen.
De ten westen van de ruïne gelegen tuinmuur heeft een recht verloop en omsloot een tuinaanleg ten zuiden van de muur. De muur heeft een geleding met muurdammen.
Rijksmonument
De historische park- en tuinaanleg is van algemeen belang vanwege de 18de-eeuwse formele aanleg van de hand van D. Marot en hetgeen hiervan nog aanwezig is, vanwege de 19de-eeuwse landschappelijke aanleg van de hand van J.D. Zocher, gebruikmakend van de 18de-eeuwse aanleg, en wat hiervan resteert, en vanwege de nog nagenoeg geheel aanwezige aanleg door L. Springer. Bij het park hoort een ingangspartij en een hoofdgebouw. Samen maken zij deel uit van het gehele complex.
De ruïne van het pomphuis is van belang als functioneel onderdeel van de buitenplaats en als inmiddels voor zijn tijd van ontstaan zeldzaam gebouwtype.
De tuinmuur inclusief slingermuur en de tuinmuur ten westen van de ruïne zijn van algemeen belang vanwege hun functionele waarde voor de buitenplaats.